Column ‘wonen gaat in de laatste plaats over woningen’

Column ‘wonen gaat in de laatste plaats over woningen’
4 oktober 2022 Renée Bron

Zeelenberg Architectuur Woordmerk

1
blog

Wonen gaat in de laatste plaats over woningen

Op de korte en middellange termijn moet 40 procent van de op het eiland te bouwen woningen sociale woningbouw zijn, bij voorkeur sociale huur. Dat stelt het gemeentelijke coalitieprogramma 2022-2026. Als de woningbouwcorporatie dat niet haalt, moet dit percentage gerealiseerd worden via de bouw van sociale koopwoningen.

leestijd: 4 min

Renée Bron
04 oktober 2022
blog

Ooit vormden de woningbouwcorporaties, de rijksoverheid en de gemeentes samen ‘de gouden driehoek’: de corporaties bouwden de woningen, het Rijk subsidieerde en de gemeentes leverden de benodigde grond tegen een vaste, relatief lage prijs. Dat model bestaat niet meer. Sinds 1995 zijn woningbouwcorporaties financieel zelfstandig. Zij moeten zelf hun nieuwbouw financieren en grondbeleid voeren. Bovendien kregen zij in 2013 de verhuurdersheffing op hun bord. Landelijk is sindsdien al meer dan 11 miljard euro aan verhuuropbrengsten van sociale verhuurders aan het Rijk afgedragen. Geld dat niet geïnvesteerd is in sociale nieuwbouw. Deze heffing wordt nu afgebouwd, maar dat gaat langzaam. 

Bovendien hebben de woningbouwcorporaties een forse financiële en technische opgave in de verduurzaming van hun bestaande woningbestand. Het is de vraag of onder die omstandigheden een doelstelling van 40 procent sociale verhuur nieuwbouw op de totale nieuwbouwproductie realistisch is.

Een alternatief is om het sociale deel van de woningbouw als verplichting op te leggen aan marktpartijen, zoals ontwikkelaars en professionele of particuliere beleggers. Maar regels rond de zelfbewoningsplicht en voorgenomen ingrepen in de commerciële huurmarkt maken dit soort partijen voorzichtig. Bovendien moet het financiële plaatje van een ontwikkelproject wel uitkomen. Dat zal bij een vereist percentage van 40 procent sociale koopwoningen niet altijd meevallen.

Naast twijfels over de haalbaarheid, rijst de vraag waarom voor 40 procent is gekozen en niet een lager of hoger percentage. Leidt het voorgestelde percentage tot de verhouding tussen sociale woningen en de vrije sector die ons eiland nodig heeft gezien de samenstelling van onze bevolking? En is dit percentage hetzelfde in alle kernen?

“Wonen gaat in de laatste plaats over woningen”, hoorde ik ooit iemand zeggen. Hij doelde daarmee op zijn overtuiging dat voordat je aan woningen begint, er eerst een plek ontworpen en gecreëerd moet worden waar mensen graag hun tijd doorbrengen, een plek die onderdeel is van de openbare ruimte van het dorp, zowel voor de toekomstige bewoners als voor de mensen uit de omgeving. Maar nu ik erover nadenk is dit motto ruimer toepasbaar. Voordat we troffel en hamer oppakken, moeten we de eilandelijke behoeften goed in het vizier hebben. Daar zijn geen ellenlange onderzoeken voor nodig. Veel informatie is al aanwezig, cijfers bekend, rapporten geschreven. Kwestie van inventariseren en dan samen de schouders eronder zetten!

 

Bron: Eilanden-Nieuws Woonmagazine

000